top of page

Interview met Chris Polanen

 

“Toen ik 20 was ben ik naar Nederland gekomen om te studeren. Diergeneeskunde in Utrecht. Tot die tijd was ik regelmatig op en neer van Suriname naar Nederland gegaan. Zoals bij zoveel Surinamers woont de helft van mijn familie hier en de helft in Suriname. Maar eigenlijk vanaf mijn studietijd, sinds ik dus continu in Nederland zat, is het mis gegaan. Heimwee. Ik kreeg enorme heimwee naar Suriname. Die heimwee is de belangrijkste reden dat ik ben gaan schrijven.”

 

Aan het woord is Chris Polanen; slanke, knappe man met een bijzonder vriendelijke uitstraling. Er wordt veel en hartelijk gelachen. De locatie is zijn dierenartspraktijk midden in de Bijlmer. Een prachtige praktijk, half boven het water met aan alle kanten enorme ramen die uitkijken over dat water naar de flats. Als ik hem complimenteer met zijn praktijk wijst hij fijntjes naar de praktische kant, zoals geen glazenwasser kunnen vinden die zijn glaswerk boven het water kan lappen. Chris vertelt verder over zijn studenten tijd in Nederland:

 

“Ik voelde me hier gewoon niet thuis. Ik hield niet van de natuur hier; ik kon het wispelturige weer niet uitstaan, helemaal ’s winters niet. Dan word je steeds ongelukkiger. Ondertussen ging ik trouwen met een Nederlandse. We kregen 2 kinderen. Ondanks haar lichte tegenzin zijn we met z’n allen naar Suriname gegaan. We gingen het 3 maanden proberen om daar een leven op te bouwen. Maar dat was een ramp. Zij had moeite met alles. Met het weer, met het eten, met de muskieten, met de cultuur, met de wegen; noem maar op. Alles! Zij kon daar helemaal niet aarden, wilde niks meer eten en kwijnde weg. Zat elke dag te huilen. Het zat er gewoon niet in. Dan moet je kiezen: terug naar Nederland met mijn gezin of scheiden. Dus weer terug naar Amsterdam. Daar mijn dierenartsenpraktijk gestart in de Bijlmer. Maar ik bleef een gevoel van ontheemding houden; ik hoor er niet bij. Een soort hol leven leid je dan. Van buitenaf is alles okay maar vanbinnen wil je hier eigenlijk niet zijn. Je neemt het leven hier niet serieus. Want het echte leven is daar. Dit was een soort namaak leven. Ik speelde een rol; ik was niet echt. Het hele jaar keek ik uit naar die 2 weken vakantie in Suriname. Ik ging het ook idealiseren. Ik kon daar paardrijden met mijn vrienden, geweldig. Maar dan moest ik terug en zat ik weer in Nederland. Ik maakte Suriname vervolgens mooier dan het in werkelijkheid was. Nederland kreeg geen kans op zo’n manier. Het was ook geen eerlijke vergelijking zo natuurlijk.”

 

Je schrijft in je boek ‘Waterjager’: ‘Een mens die zijn omgeving haat, zal nooit gelukkig zijn’.

 

“Dat gold gewoon heel erg voor mijzelf. Ik voelde me ongelukkig. Er moest iets gebeuren. Dat is het moment geweest dat ik ben begonnen met zwemmen en met schrijven. Elke dag na mijn werk schrijven en, tussen de middag, zwemmen. Wel in het zwembad. Ik heb een tijdje het open water geprobeerd in de Gaasperplas met wat vrienden van me, maar dat was voor mij echt te koud. Ondanks welk thermopak dan ook. Eenmaal thuisgekomen deed ik meteen de gordijnen dicht, om zo het weer niet te hoeven zien en mijn herinneringen aan Suriname naar boven te halen. En dan schrijven, liefst tot diep in de nacht! Die combinatie van lichamelijke inspanning en mijn fantasie de vrije loop te laten op papier heeft er waarschijnlijk toe geleid dat mijn heimwee is verminderd.  Het ironische is dat het Suriname van nu totaal anders is dan het Suriname van mijn jeugd waar ik ben grootgebracht. Ik zou er misschien nog wel kunnen aarden. Hoewel na bijna 35 jaar in Nederland te hebben gewoond, pas je daar dan nog wel? Het is nu veel moeilijker om terug te gaan. Zelfs nu ik gescheiden ben van mijn toenmalige vrouw die in Suriname niet kon aarden. Het land is veranderd; het is veel harder geworden, veel gevaarlijker en armer. Je hebt eigenlijk heimwee naar iets wat er niet meer is. Maar dat is de rationele benadering. Dat maakt de heimwee naar het Suriname van mijn jeugd niet minder. Maar ik moet bekennen dat ‘mijn heimwee’ een soort luxeprobleem is. Alle basisvoorzieningen heb ik op orde: huis, werk, gezin, eten noem maar op. Maar dat laatste stukje van thuis voelen wat je wilt hebben, ontbreekt. Maar dat is iets wat heel veel mensen niet hebben. Denk aan al die vluchtelingen! En die kunnen niet eens terug. Maar er zijn ook zat mensen die hun hele leven in Nederland gewoond hebben, die zich ook niet thuis voelen in hun leven en in hun omgeving.”

 

Interviewer: ‘Ik denk dat sowieso mensen die zich niet geaccepteerd voelen daar last van hebben.’

 

“Ja, precies. Er zijn heel veel mensen die zich niet op hun gemak voelen. Ik noem dat ongemak. Ik zelf voelde me gek genoeg wel geaccepteerd, maar toch niet helemaal lekker, niet veilig, niet vertrouwd. Ik merk dat ik heel vaak op mijn hoede ben. Met name hier in Amsterdam. Dat heb ik in Paramaribo niet. Misschien is het daar wel net zo gevaarlijk [lacht uitgebreid]. In mijn boek wou ik dat gevoel in het extreme trekken. Ik heb Paramaribo onder water laten lopen. De hoofdpersoon krijgt zo weinig kans om zich daar thuis te voelen. Het lijkt geen optie om daar te blijven. Hij gaat nadenken over Nederland in de trend van: ja maar, was het daar wel zo slecht? Paramaribo is in mijn boek een stad geworden zonder gezag; met goudzoekers, piraten en heel veel criminaliteit. Daar geldt het recht van de sterkste. In Suriname zelf is daar wel met enige scepsis op gereageerd. Niet leuk om je land weergegeven te zien worden als een vrijstaat van bandieten. Maar op sommige plekken in Suriname, ver weg van de stad, is de situatie echt zo. Dat is niet overdreven. De drugsdealers en goudzoekers hebben er vrij spel. De politie komt daar niet eens in de buurt. Mijn hoofdpersoon wilde ik het zo moeilijk mogelijk maken. De vrouw waar hij verliefd op wordt, is de vriendin van zijn broer. Ook al zo’n onmogelijkheid. Het loslaten is een belangrijk thema in mijn boek. De broers moeten elkaar loslaten, je land moet je loslaten, je verlangen loslaten. Het gaat niet alleen over het vinden van een thuis, maar ook over het loslaten. Dat thema vinden we meteen aan het begin van het boek. Joshua gaat met zijn moeder naar Nederland op de vlucht voor het opkomende water; Zijn broer, JC, en zijn vader blijven achter om te proberen orde in de chaos te brengen. Ik ben uitgegaan van een anarchistische maatschappij, post apocalyptisch. Ik ben begonnen met een dreigend gegeven met JC als sterke man. Dan is het vanzelfsprekend dat er enig geweld aan te pas komt. Ik genoot ervan om het alle personages heel moeilijk te maken. Of ik zelf aan vechtsport doe of gedaan heb? Hahaha, ja, net als mijn hoofdpersonen ben ik op 13-jarige leeftijd met taekwondo begonnen. Mooie sport, maar tegenwoordig hou ik het op zwemmen en paardrijden.”

 

Interviewer: ‘In je boek komen de Nederlanders er niet zo goed uit, maar de Surinamers ook niet.’

 

“Natuurlijk schrijf je de dingen wat extremer op, maar een feit is wel dat Surinamers vaak weglopen voor de realiteit. Het gaat heel slecht, maar men feest gewoon door. Dat zie je in het huidige Suriname ook. Hun salaris is gehalveerd, maar de terrasjes zitten vol en de mensen doen alsof er niks aan de hand is. Surinamers laten zich makkelijk afleiden van de echte problemen. Terwijl Nederlanders weer van de Surinamers zouden kunnen leren meer te lachen en te ontspannen. Ik ben nu 25 jaar dierenarts. Leuk vak, heel afwisselend, maar mijn echte uitdaging zie ik in het schrijven.  Eenzaam zeg je? Dat is juist erg prettig. Ik ben de hele dag in de weer met andere mensen, assistentes etc. Thuis heb ik met mijn nieuwe vrouw een baby op te voeden. Kost ook veel tijd. Dan is het heerlijk om me af te zonderen en te gaan schrijven. Per schrijfbeurt heb ik 3 uur nodig om productief te zijn. Dan moet ik mijn tijd economisch indelen. Gelukkig kan ik nu als eigen baas zijnde langzaamaan wat minder werken. De werkdagen niet te lang maken zodat ik genoeg tijd over heb. Dat dagelijkse zwemmen moet er ook tussen passen.”

 

Interviewer: ’In een van je columns schrijf je over het dierenarts zijn in de Bijlmer, een stagiaire die een gat in de muur maakt omdat ze flauwvalt tijdens een bloederige ingreep.’

 

[lacht uitgebreid] “Dat heb je gelezen! Ja, dat was me wat. Wel een van de weinige keren dat ik over Amsterdam geschreven heb. Eigenlijk gaat het altijd over Suriname. Ik doe regelmatig een tour met een vriend van me, collegaschrijver Murat Isik. Dan praten we met elkaar en met de zaal. Soms lezen we een stukje voor. Is erg leuk. Hij staat op de Libris short list van dit jaar met zijn boek ‘Wees onzichtbaar’. We kennen elkaar van de tijd bij uitgever Ambo-Anthos. Hij is daar gebleven, ik zit nu bij Lebowski. We zijn altijd vrienden gebleven. Hij heeft, net als ik, ook pas een kindje gekregen. Mijn boek is tegelijkertijd uitgekomen met zijn tweede boek. Op meerdere vlakken zitten we in hetzelfde schuitje. Al met al heb ik er 6 jaar over gedaan om mijn boek te schrijven. Mijn volgende boek zit al in mijn hoofd, maar geen idee wanneer dat af zal zijn. Nu gewoon erg genieten van de aandacht dat mijn boek ‘Waterjager’ krijgt.”

 

Dank je wel, Chris voor dit gezellige gesprek,

                   

Roelant de By

 

bottom of page