top of page

Interview met José Kruijer

De locatie is eetcafé Zilte Zoen in Schoorl, pal tegenover een enorm duin dat midden in het stadje ligt. Het ‘Klimduin’ zoals het liefkozend genoemd wordt, speelt een rol in het nieuwe boek van José Kruijer, ‘Manzanilla’. We zitten buiten op het terras aan de cappuccino. Een onvervalste Noord-Hollandse tongval verraadt haar afkomst: geboren en getogen in Heerhugowaard, vlakbij Alkmaar. De avond voor ons interview was de officiële boekpresentatie. De mooie jurk die ze nu aanheeft, was speciaal daarvoor gekocht. Prachtige kleuren, net als de voorkant van haar boek, ‘Manzanilla’.

José: ‘Ik wilde gewoon een krachtige titel hebben. Er zit een tropisch tintje in, het boek gaat ook over Curaçao. Die Manzanilla boom met die giftige vruchten daar kun je wel wat mee. Met die titel kon de ontwerper meteen een sprekende cover maken met mooie kleuren. Weet je wat het is? Je kan denken aan een andere titel omdat je het liefst een titel wil die er nog niet is. Maar je moet wel de titel kiezen die er het beste bijpast. Qua genre zou ik zeggen spannende roman. Het is een stukje feel-good, maar ook de achtergrond waarom mensen zo denken en doen vind ik interessant. Spannende roman omschrijft mijn boek het beste.’

‘Mijn hele leven woon ik al in deze regio. Hier ben ik getrouwd en heb twee puberzonen; ze zijn 13 en 16. Na de HAVO heb ik de PABO gedaan. Ik sta al 23 jaar voor de klas. Ik wilde altijd al juf worden. Of journalist; iets creatiefs met tijdschriften. Mijn vorige boek speelde zich af in de tijdschriftenwereld. Dit boek heeft de basisschool als achtergrond. Vroeger was ik altijd al druk met schooltje spelen. Ik had een map met 300 namen. Ik leefde daarvoor; was er altijd mee bezig. De tijdschriften wereld is ook wel iets wat ik heel leuk vind. Bij mijn vorige boek heeft de uitgeverij contact gezocht met de redactie van de Telegraaf voor mijn research. Ik werd gekoppeld aan de hoofdredacteur zelf, Marieke ’t Hart, en mocht de hele dag met haar meelopen. Alles mocht ik zien en horen, maar ik mocht niks naar

buiten brengen van wat er verteld werd natuurlijk. Het gaat om bekende Nederlanders, over het opzetten van nieuwe dingen enzovoorts. Zij zetten zoveel nieuwe dingen op! Dat was helemaal super. Geweldige ervaring. Ik merkte hoe belangrijk het is om veel van de achtergrond te weten. Bij mijn nieuwe boek leek het me daarom een goed idee als ik in ieder geval één iemand zou laten werken op een school. Daar weet ik zelf alles van. Maar dan moet je natuurlijk oppassen dat er niets herkenbaars in komt te staan. Dus over collega’s, ouders en kinderen is alles fictie, maar ik hoor natuurlijk ook veel van collega’s van andere scholen en van andere ouders. Verder qua personages hou ik erg van uitgesproken types. Daar kun je je heerlijk op uitleven. Zodoende werken er wat spraakmakende mensen op die fictieve school. Nu werken er sowieso heel weinig mannen op de basisschool. Van alle leerkrachten op mijn school zijn er slechts een paar mannen. In je boek kun je dat lekker uitvergroten. Een boek is niet leuk als het over normale types gaat zoals jij en ik. Er moet altijd wel iets bijzonders zijn. Een school met alleen maar brave kinderen en enthousiaste ouders is geen geloofwaardige wereld.’

Er is nog iets leuks op mijn pad gekomen toen de uitgeverij contact heeft gezocht met Prima Onderwijs, dat is het grootste platform voor basis en voortgezet onderwijs voor mensen die daar werken. Die geven een magazine uit. Dat wordt 160.000 keer verspreid. Dat gaat meestal over nieuwe leermethodes en achtergronden. Maar toen zei ik dat het misschien weleens leuk zou zijn als er ook iets over achtergrond en hobby’s van leerkrachten in zou komen te staan. Dat vonden ze onwijs leuk. Mijn uitgeverij heeft het verder geregeld. Nu hebben ze afgelopen weekend drie hoofdstukken uit mijn boek geplaatst, die vooral allemaal over het onderwijs gaan. En een winactie erbij. Dat is natuurlijk superleuk. Dat is ook je doelgroep. Je stelt je wel kwetsbaar op natuurlijk; onderwijs mensen zijn kritische mensen. Maar de voorbeelden die ik gebruikt heb, kunnen echt op iedere school gebeuren. Ik vind het zelf ook altijd leuk om iets te lezen over het onderwijs, wat er leeft, waar ze het over hebben. Ons

werk bestaat tegenwoordig niet alleen meer uit lesgeven; er is een groot opvoed en maatschappelijk deel bijgekomen. Ik zie het wel als heel positief. Voor mij kun je het onderwijs als roeping zien. Ik werk op een Jenaplanschool. Dan zitten kinderen drie jaar bij je in de klas. Ongeacht hun thuissituatie zijn ze dan altijd een keer de jongste, de middelste en de oudste in de klas. Ze leren ook heel veel van elkaar.’

‘Kijk, ik schrijf heel graag, maar na een paar dagen in je uppie zitten en op jezelf aangewezen zijn, verlang ik weer naar de reuring van onder de mensen zijn. Het schrijfproces is eenzaam, vooral in het begin, maar op school ben je bezig als team. Die afwisseling is heel erg leuk. Mijn inspiratie krijg ik ook vanuit school. Ik kom zoveel mensen en kinderen tegen; ik hoor zoveel. Dat zijn geen dingen die je letterlijk gebruikt, maar je denkt wel in de trend van: oh, zo gaat het dus daar. Daar kun je altijd wel weer iets mee. Ik heb altijd wel ideeën. Ik heb altijd mijn aantekeningen boekje bij me, zodat ik iets opmerkelijks meteen kan noteren. Kortom, het schrijven kan ik er heel goed bij doen. Het geeft mij zoveel energie. Ik ben blij dat ik hieraan begonnen ben. Maar ik zie dat je allemaal plakkers in mijn boek gestopt hebt. Daar ben ik wel onwijs benieuwd naar. Vind je het echt een vrouwenboek?’

Roelant: ‘Ehm, ja, dat wel. Als je de hoofdpersoon neemt, Hester. Je hebt van haar een gezette vrouw gemaakt, die heel onzeker is. Ze is niet blij met haar figuur; ze denkt de hele tijd dat haar man vreemdgaat. Ze droomt er zelfs van dat haar man seks heeft met haar eigen zus. Dat zijn toch wel heel erg vrouwelijke dingen. Dat zou een man nooit denken.’

Jose: ‘Nee, dat is wel zo. Het is meer dat een personage vaak een ontwikkeling doormaakt in een boek: bijvoorbeeld van onzeker naar zelfstandig. Of zoals in mijn vorige boek dat de carrièrevrouw erachter komt dat het alleen wonen en alleen maar werken het ook niet helemaal was. Ik vind het mooi als iemand een ontwikkeling doormaakt en dat je aan het einde van een boek denkt: ze heeft er

iets van geleerd. Zo gaat het in dit boek ook. Er zijn heel veel mensen die rond de veertig zijn en denken: is dit alles? Daar staan de (vrouwen)tijdschriften mee vol. Dat is herkenbaar voor heel veel mensen. Dat zij in het verleden iets heeft meegemaakt en dat wegstopt; uiteindelijk blijven dingen je altijd achtervolgen.’

Roelant: ‘Welke schrijvers lees jij zelf graag?’

José: ‘Nou, ik hou vooral van zoiets als dit; wat ik zelf geschreven heb [glimlacht]; iets wat lekker wegleest, maar wel met inhoud. Met name Nederlandse schrijfsters, Esther Verhoef bijvoorbeeld. Maar ik lees ook graag boeken die op waarheid gebaseerd zijn, zoals Zondagskind van Judith Visser. Ook boeken met humor vind ik leuk, Roos Schlikker, Sylvia Witteman. Herkenbare dingen, daar schrijf ik zelf ook het liefste over.’

Dank je wel, José, voor dit prettige interview.

DSC_0132.JPG
DSC_0124.JPG
bottom of page